Greenpeace onderzocht de bomenkap in de elf landen waaruit Nederland de meeste
hout, papier, pulp, soja, vlees en palmolie importeert. Volgens de
onderzoekers ligt "de werkelijke verwoesting als gevolg van Nederlandse
import nog veel hoger,” omdat niet alle landen en alleen de effecten van
deze producten onder de loep zijn genomen.

Vooral de productie van soja, vlees en palmolie zijn de boosdoeners, volgens
Greenpeace. Palmolie zit in veel cosmeticaproducten. En dan heeft Greenpeace
het nog niet eens over de maïs en de zonnebloemolieproblematiek. In het
Westen worden deze producten meer en meer gebruikt als onderdelen van
brandstof. Er zijn overigens zelfs kledingfabrikanten die van de maïsplant
volwaardige kleding weten te maken.

De maïsboeren komen veelal uit arme landen waar het gewas een
belangrijk onderdeel van het dagelijkse eten is. Boeren moeten bossen kappen
om hun gemeenschap te kunnen dienen én aan de stijgende vraag van het westen
te kunnen voldoen.

In elf landen die de milieuorganisatie heeft laten onderzoeken, is de
afgelopen tien jaar voor de Nederlandse import bijna 1,6 miljoen hectare bos
verdwenen. In de periode van 1996 tot 2000 ging het wereldwijd om bijna 600
duizend hectare bosgebied. Tussen 2001 tot 2005 was dat opgelopen tot circa
een miljoen hectare.

De grootste impact, een toename van ruim 180 procent, heeft Nederland
op de Braziliaanse wouden. Daar ging ruim 840 duizend hectare om. Nederland
haalt daar veel soja vandaan.

Hilde Stroot, campagneleider bossen bij Greenpeace verwacht dat de
tendens van toenemende ontbossing de komende jaren doorzet. "De opmars
van biomassa en biobrandstof maakt de vooruitzichten voor het kwetsbare
oerbos slecht. In de bossen van Indonesië en Brazilië worden bosbranden
aangestoken voor de Nederlandse vraag naar goedkope landbouwproducten.
Onvervangbaar oerbos maakt plaats voor eindeloze plantages met soja en
oliepalmen.''

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl